DONKERVOORT S8A en S8AT INTRODUCTIE
 
Uw Donkervoort is een ultra-lichte, bijzonder wendbare sportauto met de prestaties van een formulewagen. Het gehele koncept: techniek, afwerking en vormgeving, is afgestemd op de eisen van de moderne tijd en garandeert de liefhebber ongekend rijplezier. Chassis en wielophanging werden met behulp van computersimulaties geoptimaliseerd. Het chassis biedt maximale torsiestijfheid bij minimaal gewicht en zorgt voor een ideale gewichtsverdeling (45% vóór, 55% achter). Samen met het bijzonder lage onafgeveerde gewicht van de rondom onafhankelijke wielophanging, de brede banden en de perfect voor hun taak berekende remmen, vormt dit de basis voor de belangrijkste eigenschap: de rijkwaliteit. Maar ook duurzaamheid en comfort liggen op een zeer hoog niveau. Aan de veiligheid werd uiteraard veel aandacht besteed. Het space frame (buizenchassis) is zo ontworpen, dat bij een eventuele aanrijding de vóór en achtersecties de botsingsenergie absorberen en het ultra-stijve inzittendencompartiment zoveel mogelijk intact blijft. Een roll-over bar is optioneel. Minstens zo belangrijk is echter ook de actieve veiligheid: wegligging, remmen en - voor als het erop aan komt - motorvermogen.
De cabine biedt plaats aan twee goedgevormde kuipstoelen (waarvan de bestuurdersstoel verstelbaar is) en het ruim bemeten verwarmings- en ventilatiesysteem maakt het rijden in elk jaargetijde aangenaam. De goed sluitende cabrioletkap zorgt dat ook onder slechte weersomstandigheden alles droog blijft en houdt de wind buiten als dat nodig is. Door de zorg die is besteed aan de keuze van het materiaal en de verwerking ervan zal uw Donkervoort ook heel lang een veilig en gerieflijk vervoermiddel blijven.
Hoewel een Donkervoort nooit een auto voor iedereen zal zijn, heeft hij zeker niet het spartaanse karakter dat zo vaak met sportief wordt verward.
Maar als u ècht wil rijden, vindt u in uw Donkervoort alles wat u nodig heeft.
 
 
BEDIENING
 
1. BEDIENINGSORGANEN EN INSTRUMENTENPANEEL (afb. )
 
 
Instrumenten en schakelaars
 
Op het dashboard van uw Donkervoort vindt u van links naar rechts:
de combinatieschakelaar (a) voor richtingaanwijzers, groot/dimlicht, lichtsignaal en luchthoorn de snelheidsmeter (b) met kilometerteller en tripteller (nulstelling door draaiknopje in te drukken en enkele slagen te draaien) controlelampjes voor (c) groot licht (blauw), (d) richtingaanwijzers (groen), (e) laadcontrole accu (oranje) en (f) oliedruk/remwerking (rood). De beide laatste dienen onmiddellijk na het aanspringen van de motor uit te gaan.de toerenteller (g) Gaat het laadcontrole lampje (e) tijdens het rijden branden, dan zo snel mogelijk een garage opzoeken. De accu laad niet meer bij en zal, zeker bij ingeschakelde verlichting, niet lang meer stroom leveren. Behalve alle elektrische apparatuur valt dan ook de motor uit.
Gaat het oliedruk- /remcontrolelampje (f) branden, controleer dan op de oliedrukmeter of de oliedruk is weggevallen. In dat geval onmiddellijk aan de kant van de weg stoppen en de motor afzetten om beschadiging ervan te voorkomen. Als het om de remdruk gaat, heeft u als extra controle de vrije slag van het rempedaal. Als een van beide remcircuits is uitgevallen neemt de vrije slag aanzienlijk toe. Als tenminste één remcircuit nog functioneert, kunt u langzaam doorrijden naar de dichtstbijzijnde garage. U beschikt dan echter nog maar over een beperkt remvermogen.
 
 
Daarnaast meters voor:
 
S8A (afb. ) S8AT (afb. )
. oliedruk (a) . turbodruk (a)
. olietemperatuur (b) (optie) . intercoolertemperatuur (b)
. koelvloeistoftemperatuur (c) . oliedruk (c)
. laadstroom (d) (optie) . olietemperatuur (d)
. benzinehoeveelheid (e) . koelvloeistoftemperatuur (e)
. klokje (f) (optie) . laadstroom (f) (optie)
. benzinehoeveelheid (g)
. klokje (h) (optie)
 
 
Onder de meters bevinden zich wipschakelaars voor (afb. ):
 
. verlichting (h) (uit, parkeer- en dim/groot licht)
. ruitewisser (i) (twee snelheden)
. ruitesproeier (j)
. ventilator (k) (twee snelheden)
. binnenverlichting (l)
. reserve (m) (bv voor mistachterlicht)
. noodknipperlichtinstallatie (n)
 
 
Combinatieschakelaar (afb. )
 
Met deze schakelaar wordt een aantal functies bediend. Door de handle tegen veerdruk naar het stuur te trekken, geeft men een lichtsignaal. Van het stuur afdrukken, schakelt het groot licht permanent in (mits de verlichtingsschakelaar (h) aan staat). Door de handle omhoog te bewegen gaat de richtingaanwijzer rechts knipperen, omlaag links. Door de knop op het eind van de handle in te drukken geeft men een signaal met de dubbele hoorn.
 
 
Contactslot (afb. )
 
Het contactslot bevindt zich rechts aan de stuurkolom. Het is gekoppeld aan een stuurslot, dat in werking treedt zodra u de sleutel uit het slot trekt. Dit mag dus nooit in een rijdende auto worden gedaan! Het contactslot kent vier standen. O in deze stand kan de sleutel uit het slot worden genomen en kunnen alleen de verlichting en de noodverlichting worden ingeschakeld; I, in deze stand kunnen - mits aangesloten - bovendien een aantal elektrische accessoires worden ingeschakeld; II dit is de stand voor rijden; III deze stand wordt tegen veerdruk in bereikt en schakelt de startmotor in. Zogauw de motor loopt de sleutel loslaten.
NB. Nooit de motor laten draaien in een gesloten ruimte!
Uitlaatgas bevat het kleur- en reukloze, maar uiterst giftige koolmonoxyde.
 
 
Versnelling
 
De versnellingshendel (afb. ) bevindt zich midden onder het dashboard. De versnellingen zijn gerangschikt zoals op de figuur is aangegeven. Voor het inschakelen van de achteruitversnelling moet het bedieningspookje bovendien naar beneden gedrukt worden. De auto moet daarbij stilstaan.
 
 
Verwarming en ventilatie
 
De verwarming (afb. ) wordt bediend met een draaihendeltje (a) op het schutbord onder het dashboard. In de stand 'aan' (omhoog) stroomt warm water door de radiator, in de stand 'uit' (naar links) niet en kan frisse lucht de cabine instromen. Door het meer of minder ver open zetten van twee kleppen (b) kan de luchttoevoer (van warme of koude lucht) naar de cabine worden geregeld. Ter hoogte van de voeten, zowel van de bestuurder als van de passagier, bevinden zich nog twee ronde uitstroomopeningen (afb. ) die in verschillende standen kunnen worden gezet. Openen en sluiten gebeurt door de centrale knop respectievelijk rechts- of linksom te draaien. Voor het wasemvrij houden van de voorruit bevinden zich een aantal uitstroomopeningen bovenin het dashboard gericht op de ruit. Mocht onder erg vochtige omstandigheden de ruit toch beslaan dan kan men de luchtstroom op de ruit vergroten door de andere kleppen dicht te zetten en eventueel de ventilator in te schakelen. De ventilator heeft twee snelheden en blaast verwarmde of frisse lucht naar de uitstroomopeningen.
 
 
Spiegels
 
Midden bovenaan de vooruit is een binnenspiegel gemonteerd. Deze spiegel kan met een knopje aan de onderkant, in de antiverblindingsstand worden gezet.
 
 
Benzine tanken
 
De benzinetankdop (afb. ) bevindt zich aan de voor-bovenzijde van het spatbord links-achter. De vuldop, afgedekt met een klepje dat eenvoudig open en dicht klikt, is voorzien van een slot. Door het sleuteltje een kwartslag linksom te draaien kan de dop worden afgenomen. Er dient uitsluitend (loodvrije) superbenzine (octaangetal 98 -100) getankt te worden. Kunt u een keer niet de juiste benzine krijgen, hou dan bij het rijden het motortoerental tussen de 2500 en 4000 tpm en accelereer rustig.
Bij motoren met een katalysator mag uitsluitend loodvrije superbenzine getankt worden. Rijden op loodhoudende benzine maakt de katalysator onbruikbaar. Vooral in het buitenland hierop letten. (Om vergissingen te voorkomen is bij auto's met katalysator de benzinevulopening nauwer uitgevoerd, zodat alleen de eveneens nauwere vulpijp van loodvrije benzine erin past.)
 
 
Handrem
 
De handrem (afb. ) wordt in werking gesteld door de handle (a) op de transmissietunnel omhoog te trekken. Het vrijzetten gaat door de handle iets omhoog te trekken, de knop (b) in te drukken en vervolgens de handle te laten zakken. De handrem werkt op beide achterwielen.
 
 
Stoelverstelling (afb. )
 
De stoel van de bestuurder kan in de lengterichting worden versteld. Door de handle (a), rechts voor onder aan de stoel, naar rechts te bewegen wordt de stoel ontgrendeld en kan naar voren of naar achteren worden geschoven.
Met behulp van een blaasbalgje (b) kan de lendesteun (optioneel) op de gewenste dikte worden gepompt. De stoelen zijn standaard van (verstelbare) hoofdsteunen voorzien.
 
 
Veiligheidsgordels
 
De Donkervoort is standaard met veiligheidsgordels uitgerust. Omdat het om een cabriolet gaat laat het Wegenverkeersreglement - mits geen vaste roll-over bar is gemonteerd - de inzittenden vrij de gordels al dan niet te gebruiken. Bij de meeste typen ongevallen is het dragen van veiligheidsgordels echter beter.
 
 
Roll-over bar
 
Optioneel kan uw Donkervoort van een roll-over bar worden voorzien.
 
 
2. INSTAPPEN, INRIJDEN, STARTEN, RIJDEN EN PARKEREN
 
 
Instappen
 
Als de cabrioletkap niet is opgezet, is het instappen in uw Donkervoort een betrekkelijk eenvoudige zaak. Met opgezette kap komt er iets meer lenigheid bij kijken. Een goede manier is: eerst het rechterbeen naar binnen brengen, vervolgens het lichaam - hoofd en schouders het laatst - en dan, steunend op tunnel en buitenrand, eerst het andere been naar binnen trekken voor men zich in de stoel laat zakken. Aan de passagierskant begint men natuurlijk met het linkerbeen. (afb.)
N.B. Pas op voor de eventueel hete uitlaat!
 
 
Inrijden
 
Zorgvuldig inrijden is van essentieel belang voor de latere prestaties en de levensduur van de motor. Daarom is het belangrijk de motor tijdens de eerste 2500 km niet te zwaar te belasten: het motortoerental niet boven de 4000 t.m-1 laten komen, niet harder dan ca. 120 km/h rijden, niet langdurig constante snelheden aanhouden en het gebruik van de vijfde versnelling vermijden.
Tijdens het inrij-proces worden de verschillende bewegende delen in motor en aandrijving op elkaar ingeslepen. Om dat op de juiste manier te laten gebeuren, wordt de nieuwe auto met speciale inrij-olie afgeleverd. Na de eerste 2500 km moet deze olie echter vervangen worden door een goede kwaliteit normale olie.
NB. Voor de S8AT dient dit eerste olieverversen al na 1500km te gebeuren en mag uitsluitend synthetische olie worden gebruikt!
Overigens geldt het inrijden ook voor de banden en het remsysteem. Bij nieuwe banden is de grip nog niet optimaal, dat is pas na ca. 300 km het geval. En ook remblokken en -voering moeten zich even 'zetten' op remschijf en trommel.
 
 
Starten
 
Het starten gebeurt zoals in elke moderne auto. U start de motor door het rechtsom draaien van de contactsleutel. Een speciale koudestartsproeier zorgt voor het juiste mengsel, zowel bij een koude als bij een nog warme motor. Bij het starten het gaspedaal niet indrukken! (Om de accu te ontzien is het verstandig om, als de motor bij strenge vorst niet onmiddellijk aanslaat, voor het opnieuw starten ca. 30 sec. te wachten.) Pas als de motor loopt, wat gas geven. Bij herhaaldelijk het contact aan- en uitzetten bestaat de kans dat de motor 'verzuipt', in dat geval een minuut of tien wachten alvorens weer te starten. Jaag de motor niet gelijk op toeren, maar laat eerst enkele seconden de oliedruk op peil komen. Ook daarna de motor pas voluit belasten als hij op werktemperatuur is gekomen en tussen alle bewegende delen de juiste speling bestaat. Het is niet goed de motor stationair draaiend op temperatuur te laten komen. Hoogstens bij zeer lage buitentemperaturen heeft het zin om de motor - niet langer dan een halve minuut - met een iets verhoogd stationair toerental te laten draaien om de smering op gang te brengen. Echter nooit met een hoog toerental, dat bekort de levensduur van de motor aanzienlijk. Rustig wegrijden en de motor licht belasten is de beste methode om hem snel op de juiste temperatuur te brengen. Motoren met katalysator niet langdurig starten. Onverbrande benzine kan de katalysator oververhitten en beschadigen. Dit kan ook gebeuren bij veel opeenvolgende koude starts of als een cilinder door bijvoorbeeld een losse bougiekabel niet meeloopt.
Bij motoren met brandstofinjectie werkt de koude start verrijking van het brandstof-luchtmengsel alleen als gestart wordt. Dit betekent dat het aanduwen van een koude motor nauwelijks mogelijk is. Gebruik bij een lege accu daarom starthulpkabels.
 
 
Rijden met de S8A en S8AT
 
Het rijden met uw Donkervoort onderscheidt zich van dat met andere auto's vooral door de grote precisie en directheid van de besturing. Dat is een prettig gevoel maar u moet er misschien even aan wennen. Dat moet u ook aan de remwerking. Door het ontbreken van een bekrachtigingssysteem kunt u de remkracht heel precies doseren, maar moet u wel meer kracht op het pedaal uitoefenen. Vooral wanneer u uit een auto komt met een sterke bekrachtiging is dat even wennen. Daarna wilt u niet anders meer.
 
Uw Donkervoort paart een hoog koppel aan de achterwielen met een buitengewoon laag gewicht. Bij het rijden op een glad wegdek (regen, zand e.d.) moet u er daarom om denken dat door abrupt gasgeven de achterkant uit kan breken, waardoor u de controle over uw auto kunt verliezen. Bij juist doseren van het gas bieden onderstel en banden van uw Donkervoort u echter meer bochtvastheid en stabiliteit dan de meeste andere auto's.
NB. Hou er bij een nauwe doorgang rekening mee dat uw auto bij de achterwielen breder is dan voor.
De oliedruk is van vitaal belang. Kijk daarom tijdens het rijden van tijd tot tijd naar de oliedrukmeter die onder het rijden tussen de 3 en 5 bar moet aangeven (afhankelijk van de motortemperatuur en soort olie). Het is niet abnormaal dat de druk bij stationair draaien naar ca. 1 bar zakt.
Vooral voor turbomotoren is het ook van groot belang dat de werktemperatuur is bereikt voordat vol vermogen wordt gevraagd. De olietemperatuur wordt gemeten op het koelste punt van het carter en zal dus in het algemeen lager zijn dan die van de koelvloeistof. Bij langdurig rijden op vol vermogen, bij stadsritten of in de file kan de olietemperatuur echter wel oplopen tot ca. 130_C. Pas bij 90_C wordt de oliekoeler thermostatisch bijgeschakeld. De koelvloeistoftemperatuurmeter geeft de temperatuur aan van de koelvloeistof in het motorblok. De normale bedrijfstemperatuur kan variëren tussen 88_C en 105_C. Bij voldoende koeling door de rijwind blijft de temperatuur echter tussen 88_C en 99_C. Is de koeling minder, bijvoorbeeld in de stad of in de file, dan kan de temperatuur tot ca. 105_C oplopen. De elektrische ventilator wordt bij 103_ C ingeschakeld
 
 
Rijden met de S8AT
 
De turbomotor van de S8AT bereikt zijn hoogste koppel tussen de 3000 en 5000 toeren.min-1. Daarna gaat de koppelkromme, mede door de oplopende temperatuur vrij stijl omlaag. Het verdient daarom aanbeveling 5000 toeren.min-1 als maximum aan te houden en hoogstens kortstondig 5500 toeren.min-1.
De turbodrukmeter geeft de luchtdruk aan in het inlaatspruitstuk. Deze kan variëren van maximale onderdruk (bij remmen op de motor) tot de maximale turbodruk: bij de standaard turbomotor 0,5 - 0,6 bar en bij de speciaal geprepareerde motor (optie) 0,7 - 0,8 bar.
De intercooler-temperatuurmeter geeft toont de ingangstemperatuur (aan de kant van de turbo) als de uitgangstemperatuur (aan de kant van het inlaatspruitstuk) van de intercooler. De effectiviteit van deze lucht-luchtkoeler is af te lezen aan het temperatuurverschil. Als de uitgangstemperatuur boven de 60_C komt loopt het motorrendement en de prestaties sterk terug. In situaties waar vol vermogen nodig is, moet daar rekening mee worden gehouden. De effectiviteit van de intercooler is bij hogere snelheden groter.
NB. Let er op dat met name bij de S8AT het hoge koppel aan de achterwielen ook bij het door-accelereren in de hogere versnellingen nog voor onverwachte wielspin kan zorgen.
 
 
Adviezen:
 
. bij belasting van uw motor - bv bij accelereren of klimmen - moet u het toerental ervan niet onder de 2000 tpm laten komen. Zonodig dus tijdig terugschakelen.
. bij het ontkoppelen het koppelingspedaal volledig intrappen en tijdens het rijden niet de voet erop laten rusten.
. na een langere rit met lage snelheden - bv druk stadsverkeer of filerijden - enige kilometers met een motortoerental boven 3000 tpm rijden. Hierdoor wordt eventuele roetafzetting weggebrand.
 
 
Parkeren
 
Het parkeren van uw Donkervoort gaat - zeker zonder kap - door de overzichtelijkheid van de auto heel gemakkelijk. Houdt u er wel rekening mee dat uw voorbuurman bij het wegrijden de lage neus van uw Donkervoort misschien over het hoofd ziet. Neem wat extra afstand als dat kan. Opletten ook als u hem met de neus naar een (te) hoge trottoirrand parkeert.
 
 
3. WIEL WISSELEN, SLEPEN
 
 
Wiel verwisselen
 
Voor het verwisselen van een wiel de auto eerst op de handrem zetten of met stenen of blokken wegrijden voorkomen. Vervolgens de wielbouten van het wiel een halve slag losdraaien en dan pas de auto opkrikken. Hiervoor moet u de meegeleverde krik op een van de in de figuur aangegeven punten - afhankelijk van het te wisselen wiel - plaatsen:
. vóór, onder het onderste bevestigingspunt van de schokbreker,
. achter, net voor het achterste spatbord, niet verder dan 10 cm van de zijkant.
Verdeel daarbij zo mogelijk met een plankje de krachten over een groter oppervlak verdelen. Met de slinger draait u de krik zover uit, dat het wiel ruimschoots vrij hangt. Vergewis u ervan dat de auto stabiel staat en niet van de krik kan vallen. Nu kunt u de wielbouten verder losdraaien en het wiel verwisselen. Draai de wielbouten om en om aan. Laat de auto weer zakken en draai de bouten nu krachtig na, echter zonder te overdrijven.
Slepen
 
Mocht het nodig zijn, dan kunt u een sleepkabel bevestigen aan de onderste draagarm van de voorwielophanging. Bescherm de neus met een doek of schuimplastic tegen beschadigen en zorg ervoor dat de slepende auto niet te ruw optrekt om ontzetting van de wieldraagarm te voorkomen.
In sommige landen zijn sleepogen aan het chassis verplicht. Donkervoorts bestemd voor die landen zijn voor en achter voorzien van een sleepoog dat aan de wettelijke eisen voldoet.
NB. Denk erom de contactsleutel in het slot te steken om het stuurslot te ontgrendelen!
 
 
4. DE CABRIOLETKAP EN TONNEAU-COVER
 
Het opzetten en afnemen van de cabrioletkap is een betrekkelijk eenvoudige handeling die u bij uw Donkervoort in enkele minuten uitvoert. Er zijn een paar punten waarop u moet letten.
Het opzetten en afnemen van de cabrioletkap
De eerste handeling is het plaatsen van het kapframe (afb. ). De grootste van de twee bogen dient aan de voorkant te zitten, de spanband zoals in de afbeelding is te zien. Schuif de pin aan een kant op zijn plaats in het bevestigingspunt in het chassis. Daarna hetzelfde met de andere pin. Let er op dat de nylon bussen in de bevestigingspunten zitten.
Nu neemt u de kap en legt deze globaal over het kapframe op zijn plaats. U begint met deze aan de bovenkant van de voorruit te bevestigen (afb. ). Dit gaat het gemakkelijkst als u eerst aan een kant de druksluiting vastmaakt en van daaraf de stijve rand van de kap onder de daarvoor bestemde rand aan de bovenzijde van de voorruit te werken. Dan de druksluiting aan de andere kant vastdrukken.
Zorg er nu voor dat het kapframe ongeveer in de juiste stand staat: van opzij gezien een naar boven gerichte V. (Als de druksluitingen eenmaal zijn bevestigd, is dit namelijk niet meer mogelijk.) Vervolgens kunnen de druksluitingen aan de achterkant van uw Donkervoort worden vastgemaakt. Daarvoor moet eerst het reservewiel enkele centimeters worden gelost, zodat de kap ertussen kan worden bevestigd. Het is handig om als u juist voorbij het reservewiel bent eerst de vleugelmoer waarmee hij bevestigd is weer vast te draaien, maar dat kan eventueel ook later van binnenuit. (Niet vergeten!) Bij de uitvoering met 'Competition'-velgen - standaard op de S8AT - gebeurt dit overigens van buitenaf, nadat eerst het afdekplaatje met het meegeleverde haakje is verwijderd (afb. ). Als alle druksluitingen vast zitten, trekt u van binnenuit de spanband tussen de twee buizen van het kapframe aan, zodat de kap in model komt (afb. ). U fixeert de spanband met de druksluitingen. Zorg ervoor dat de bovenrand van de deurtjes in de rand van de cabrioletkap vallen, anders is de sluiting niet waterdicht.
Het afnemen van de cabrioletkap gebeurt met precies dezelfde handelingen in omgekeerde volgorde.
NB. De twee voorste druksluitingen links en rechts (direct naast de instap) zijn van een ander type: 'lift-a-dot'. Om te sluiten alleen de rand drukken, zodat het centrale knopje vrij naar buiten kan veren. (Het is voor de levensduur ervan belangrijk dat dit zorgvuldig gebeurt!) Om te openen juist aan het centrale knopje trekken om de vergrendeling op te heffen.
Het bevestigen en afnemen van de tonneau-cover
Als u zonder de cabrioletkap wilt rijden, zult u doorgaans over de kofferruimte de tonneau-cover bevestigen om het wegwaaien van bagage te voorkomen. En als u uw Donkervoort ergens onbeheerd neerzet is het aan te bevelen deze over de hele cabine dicht te maken. Niet alleen omdat u misschien regen verwacht maar vooral ook omdat het nieuwsgierige (of erger) vingers toch enigszins buiten houdt.
De tonneau-cover bestaat uit twee helften, een achtergedeelte dat de bagageruimte afsluit en een voorste deel waarmee u de cabine kunt afdekken. Het bevestigen ervan gebeurt op vrijwel dezelfde wijze als bij de cabrioletkap. Alleen aan de voorkant is de bevestiging anders (afb. ). Direct aan de basis van de voorruit vindt u daarvoor vier druksluitingen, waarvan de twee in het midden van het lift-a-dot type zijn. Aan de voorkant van de achterste helft bevindt zich een zoom, waar een steunbuis doorheen kan worden geschoven (afb. ). De twee helften worden aan elkaar verbonden door vier druksluitingen (afb. ). Verder zijn er twee sluitingen aan elke kant juist onder de instapuitsparing. U kunt de tonneau-cover zowel mèt als zonder deurtjes gebruiken. Bij volledig afsluiten vindt u aan de bovenzijde links en rechts een druksluiting om de deurtjes aan te bevestigen.
Als op uw Donkervoort een roll-bar is gemonteerd, heeft de tonneau-cover op de juiste plaatsen manchetten die met klittenband en drukknoop om de buis sluiten.
 
 
ONDERHOUD
 
NB. Als in dit boekje over links en rechts wordt gesproken is dat in de rijrichting gezien!
 
1. CONTROLES DOOR DE BESTUURDER
 
Controles bij het tanken
 
 
. peil van de motorolie
 
Controleer regelmatig het peil van de motorolie. De auto dient daarvoor zo goed mogelijk horizontaal te staan en de olie moet even gelegenheid krijgen terug in het carter te vloeien. Trek de oliepeilstok (a) uit de houder en veeg hem af aan een schone, niet-pluizende doek. Steek hem terug tot de aanslag en haal hem er opnieuw uit. Het oliefilmpje dat aan de peilstok blijft hangen geeft het peil aan. Dit moet tussen de twee merktekens staan. Als het peil op of onder het onderste merkteken staat dient er onmiddellijk te worden bijgevuld met olie van dezelfde soort. Het verschil tussen het onderste en bovenste merkteken is ongeveer 1 liter.
NB. Niet de olievuldop verwijderen als de motor loopt en niet bijvullen boven het bovenste merkteken!
 
 
. peil van de remvloeistof
 
De remvloeistof moet tussen het bovenste en onderste merkteken staan op de twee transparante remvloeistof reservoirs (b).
NB. Alleen bijvullen met de juiste remvloeistof (zie bij Technische gegevens).
 
 
. peil van het ruitesproeierreservoir
 
Houdt het reservoir voor de ruitesproeier (c) goed gevuld. Gebruik daarvoor speciale ruitesproeiervloeistof of water waaraan wat spiritus is toegevoegd.
 
. spanning en conditie van de banden
 
De banden van een snelle auto zijn van levensbelang. Dus ook die van uw Donkervoort. Zij vormen de enige verbinding tussen de auto en het wegdek. Een juiste bandenspanning is dan ook essentieel voor de wegligging, de langsstabiliteit, de bochtvastheid en ook het comfort.
De bandenspanning dient bij de S8A vóór en achter 1,0 bar te zijn en bij de S8AT 1,1 bar. Voor bijzonder lange en snelle ritten kunt u de spanning rondom met 0,1 bar verhogen.
Bij maximale belading (bv op reis naar de vakantiebestemming) verdient het aanbeveling de bandenspanning achter met nog 0,1 bar extra te verhogen tot 1,2 bar en resp. 1,3 bar.
NB. Controleer de bandenspanning altijd in koude toestand.
 
 
Dagelijkse controles
 
Controleer dagelijks de goede werking van alle buiten- en binnenverlichting en houdt de lampeglazen schoon om niet onnodig veel lichtsterkte te verliezen.
 
 
Maandelijkse controles
 
. peil van de motorkoelvloeistof
Het peil van de koelvloeistof is zichtbaar in het transparante expansietankje (d). Als de motor koud is moet het niveau boven het minimumstreepje van het tankje staan.